Speenkruid

Stinsenplanten

Een aantal planten in Nederland wordt aangeduid als stinsenplant. Dit zijn planten die vaak uitsluitend voorkomen in bepaalde gebieden bij oude bebouwing (kastelen, kloosters, oude hoeves). Deze soorten zijn eeuwen geleden ooit eens aangeplant en dus meestal niet inheems, maar hebben zich weten te handhaven op eigen kracht. Vaak zijn ze daarna verwilderd en ingeburgerd.
De aanduiding stinsenplant komt van het oud-Friese woord stins (stenhus), dat stenen huis betekent. Stinsen waren een soort van vierkante verdedigingstorens in de vroege Middeleeuwen, vooral in de Noordelijke provincies. Later werden deze torens vaak opgenomen in landhuizen, waar tuinen en bosparken bij werden aangelegd. Soms ging in de loop van de eeuwen de oorspronkelijke bebouwing verloren en bleef alleen de hoeve die bij het kasteel- of kloostercomplex hoorde over, of bleef er niets van over. De stinsenplant kan dan nog altijd in de buurt gevonden worden waar eens die bebouwing had gestaan.
Het grootste deel van de stinsenplanten overwintert in de grond als bol, knol of wortelstok (geofyten). Daar horen veel van onze voorjaarsbloeiers bij, zoals het sneeuwklokje, speenkruid, bosgeelster, gewoon vogelmelk, bosanemoon.
Sommige soorten die als stinsenplant worden aangeduid, zijn wel inheems in Nederland, zoals daslook, gele anemoon, vingerhelmbloem, gevlekte aronskelk of gele kornoelje in Zuid-Limburg. Echter in de rest van Nederland komen ze dan alleen voor binnen een bepaald gebied bij oude bebouwingen, en worden dus als stinsenplant aangeduid.

Free Joomla templates by Ltheme